Wil je op de hoogte blijven? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
De bodem waarop de druivenstokken groeien is een essentieel onderdeel van het wijnmaken. Geen kunstmest gebruiken betekent dat dierlijke en plantaardige bemesting een grote rol spelen. Een goede bodembegroeiing met bijvoorbeeld klaver zorgt voor een luchtige bovenste laag van de grond. Ook oude plantenresten op de bodem drukken het onkruid weg en zorgen voor voldoende stikstof in de grond.
De ligging van de wijngaarden is niet onbelangrijk voor biologische boeren: een briesje dat dagelijks over de hellingen waait houdt bijvoorbeeld de nodige schimmelgroei tegen.
Vaak worden biologisch geteelde druiven met de hand geplukt: geen tractoren op het land die de grond veruïneren, en niet onnodig veel gekneusde druiven die anders ook voor de nodige schimmelvorming verantwoordelijk zouden zijn.
Ziekten en plagen worden bij biologische teelt op bovenstaande manieren zo veel mogelijk vermeden. Indien nodig worden ze bestreden met natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen, zoals algen en heermoes.
Biodynamische wijnbouw gaat nog een paar stappen verder dan biologisch verbouwde wijn: Rudolf Steiner (1861-1925) was de oprichter van de antroposofie en kan als grondlegger worden gezien van de biodynamische landbouw.
Hij zag een groter verband in de kosmos, waarin ook de stand van de maan en planeten een rol spelen in het welzijn van de natuur. Ook de gesteldheid van de bodem speelt bij biodynamische bouw een veel grotere rol: zo worden koehorens gevuld met mest begraven in de grond waarmee wordt gezorgd voor een beter evenwicht in de grond en minder ziekten en plagen boven de grond.